Chevrefoil


Marie de France vertelt in haar lai Chevrefoil een episode uit de legende van Tristan en Isolde waarin Tristan naar Cornwall terugkeert na zijn verbanning. Om Isolde te verwittigen van zijn aanwezigheid, maakt hij een inscriptie in de tak van een hazelaar die hij op de weg legt waar zij zal langskomen. De titel van de lai verwijst naar de symbiose van de kamperfoelie en de hazelnootboom die afsterven wanneer ze gescheiden worden, evenals Tristan en Isolde: "Ni vous sans moi, ni moi sans vous." ("Noch jij zonder mij, noch ik zonder jou.")
Tristan wordt uit het koninkrijk Cornwall van Marc verdreven en verblijft een jaar in Zuid-Wales. Hij keert terug naar Cornwall, waar de koningin woont, maar houdt zich verborgen in het bos. Met Pinksteren moeten de baronnen zich verzamelen bij Tintagel, aan de noordkust van het Engelse graafschap Cornwall. Op de dag van het vertrek van de koning gaat Tristan naar het bos, waar de stoet voorbij moet gaan. Hij krast zijn naam op een hazelaartak en laat een bericht achter voor Isolde. De boodschap is dat hij niet zonder haar kan leven, en dat ze lijken op de kamperfoelie die zich om de hazelaar wikkelt, zodat de een niet lang zonder de ander kan leven. De koningin merkt de tak op, laat haar gevolg halt houden, en gaat naar de stok kijken met haar dienares uit Brangien. Ze zoekt Tristan op en ze praten vrijuit met elkaar. Ze legt hem uit hoe je je kunt verzoenen met koning Marc. Tristan keert terug naar Wales totdat de koning hem terugroept. Ter herinnering aan zijn vreugde componeert Tristan de 'Lai du Chèvrefeuille' , de lai van de kamperfoelie.

 

Chevrefoil

 


Asez me plest e bien le vueil
del lai qu’um nume Chievrefueil
que la verité vus en cunt
coment fu fez, de quei e dunt.
Plusur le m’unt cunté e dit
e jeo l’ai trové en escrit
de Tristram e de la reïne,
de lur amur ki tant fu fine,
dunt il ourent meinte dolur ;
puis en mururent en un jur.

Li reis Mars esteit curuciez,
vers Tristram, sun nevu, iriez ;
de sa terre le cungea
pur la reïne qu’il ama.
En sa cuntree en est alez.
En Suhtwales u il fu nez
un an demura tut entier,
ne pot ariere repairier ;
mes puis se mist en abandun
de mort e de destructiün.
Ne vus en merveilliez niënt :
kar cil ki eime leialment
mult est dolenz e trespensez,
quant il nen a ses volentez.
Tristram est dolenz e pensis :
pur ceo s’esmut de sun païs.
En Cornuaille vait tut dreit
la u la reïne maneit.
En la forest tuz suls se mist,
ne voleit pas qu’um le veïst.
En la vespree s’en eisseit,
quant tens de herbergier esteit.
Od païsanz, od povre gent
perneit la nuit herbergement.
Les noveles lur enquereit
del rei cum il se cunteneit.
Cil li diënt qu’il unt oï
que li barun erent bani,
a Tintagel deivent venir,
li reis i vuelt feste tenir,
a pentecuste i serunt tuit ;
mult i avra joie e deduit,
e la reïne od lui sera.

Tristram l’oï, mult s’en haita.
Ele n’i purra mie aler
qu’il ne la veie trespasser.
Le jur que li reis fu meüz
est Tristram el bois revenuz
sur le chemin que il saveit
que la rute passer deveit.
Une coldre trencha par mi,
tute quarree la fendi.
Quant il a paré le bastun,
de sun cultel escrit sun nun.
Se la reïne s’aparceit,
ki mult grant guarde s’en perneit,
de sun ami bien conuistra
le bastun quant el le verra ;
altre feiz li fu avenu
que si l’aveit aparceü.
Ceo fu la sume de l’escrit
qu’il li aveit mandé e dit,
que lunges ot ilec esté
e atendu e surjurné
pur espier e pur saveir
coment il la peüst veeir,
kar ne poeit vivre senz li.
D’els dous fu il tut altresi
cume del chievrefueil esteit
ki a la coldre se perneit :
quant il s’i est laciez e pris
e tut en tur le fust s’est mis,
ensemble poeent bien durer ;
mes ki puis les vuelt desevrer,
la coldre muert hastivement
e li chievrefueilz ensement.
‘Bele amie, si est de nus :
ne vus senz mei ne jeo senz vus!’

La reïne vint chevalchant.
Ele esguarda un poi avant,
le bastun vit, bien l’aparceut,
tutes les letres i conut.
Les chevaliers, ki la menoënt
e ki ensemble od li erroënt,
cumanda tost a arester :
descendre vuelt e reposer.
Cil unt fait sun comandement.
Ele s’en vet luinz de sa gent ;
sa meschine apela a sei,
Brenguein, ki mult ot bone fei.
Del chemin un poi s’esluigna.
Dedenz le bois celui trova
que plus amot que rien vivant.
Entre els meinent joie mult grant.

A li parla tut a leisir,
e ele li dist sun plaisir ;
puis li mustra cumfaitement
del rei avra acordement,
e que mult li aveit pesé
de ceo qu’il l’ot si cungeé,
par encusement l’aveit fait.
A tant s’en part, sun ami lait ;
mes quant ceo vint al desevrer,
dunc comencierent a plurer.
Tristram en Wales s’en rala,
tant que sis uncles le manda.

Pur la joie qu’il ot eüe
de s’amie qu’il ot veüe
par le bastun qu’il ot escrit,
si cum la reïne l’ot dit,
pur les paroles remembrer,
Tristram, ki bien saveit harper,
en aveit fet un nuvel lai.
Asez briefment le numerai :
‘Gotelef’ l’apelent Engleis,
‘Chievrefueil’ le nument Franceis.
Dit vus en ai la verité,
del lai que j’ai ici cunté.

De Kamperfoelie, Nederlandse vertaling door Jules Grandgagnage (2020)


Ik wil u met veel plezier
het echte verhaal vertellen
van de lai die men Kamperfoelie noemt
Hoe ze werd samengesteld en waar ze ontstond
Velen vertelden mij het verhaal
en ik vond het ook op schrift
van Tristan en de koningin,
het verhaal van hun volmaakte liefde,
die hun zoveel leed bracht
en hen ten slotte op dezelfde dag zou laten sterven

Koning Marc, die woedend was
op zijn neef Tristan,
verjoeg hem uit zijn land
omdat hij verliefd was op de koningin.
Tristan keerde terug naar zijn geboorteland,
het zuiden van Wales, waar hij geboren was,
om daar een heel jaar te blijven
zonder terug te kunnen keren.
Maar daarna aarzelde hij niet
om zich bloot te stellen
aan marteling en dood.
Wees daarover niet verwonderd:
want wie zo trouw bemint
is bedroefd en terneergeslagen
door niet te krijgen wat hij begeert.
Die wanhoop dreef Tristan uit zijn land
om recht naar Cornwall te gaan,
daar waar de koningin verbleef.
Hij zocht zijn toevlucht, eenzaam, in het bos,
want hij wilde niet dat men hem zag.
Bij het avondgebed kwam hij naar buiten
om beschutting te zoeken
en vond onderdak voor de nacht
onder boeren, arme mensen.
Hij vroeg hun om nieuws over de koning
en waar hij zich bevond
en ze antwoordden dat ze hadden gehoord
dat de baronnen naar Tintagel waren ontboden.
Ze moesten er allemaal zijn
om Pinksteren bij te wonen;
want de koning wilde het vieren:
met veel vreugde en grote feesten,
en de koningin zou de koning vergezellen.

Dit nieuws vervulde Tristan met vreugde:
Ze zou Tintagel niet kunnen bereiken
zonder dat hij haar voorbij zag gaan!
Op de dag van het vertrek van de koning,
keerde Tristam terug naar het bos,
naar de weg die, zo wist hij,
de hofstoet zou passeren.
Hij sneed een hazelaartak doormidden
en werkte hem af met rechte zijden.
Op de aldus voorbereide tak,
graveerde hij zijn naam met zijn mes.
Wanneer de koningin,
die oog had voor zulke signalen,
de stok zag liggen,
zou ze het meteen begrijpen
als een bericht van haar vriend.
Ze herkende het al
eerder op die manier.
Wat het bericht zei
dat hij had geschreven,
was dat hij lang
in het bos had verbleven,
wachtend op haar
en op een kans om haar te zien,
omdat hij niet zonder haar kon leven.
Ze waren zoals de kamperfoelie
die zich om de hazelaar wikkelt:
wanneer deze de hazelaar omhelst
kunnen ze samen lang blijven leven.
Maar wanneer ze worden gescheiden,
dan sterft de hazelaar spoedig,
net als de kamperfoelie.
"Mooie vriendin, zo is het bij ons:
noch jij zonder mij, noch ik zonder jou!"

De koningin kwam op haar paard,
en keek recht voor zich uit.
Ze zag de stok op de weg
en herkende alle letters meteen.
Ze gaf het bevel om te stoppen.
Aan de ridders van haar escorte,
die met haar meereisden:
ze wilde afstijgen en rusten.
Ze gehoorzaamden haar
en ze liep weg van haar gevolg,
met Brenguein, haar trouwe dienares, aan haar zij
dwaalde zij iets van het pad af
tot ze hem in het bos vond, hij
die ze van alle levende wezens
het meest beminde.
Met elkaar beleefden ze weer de grote vreugde.

Hij kon op zijn gemak met haar praten
en zij vertelde wat ze maar wilde.
Toen legde zij hem uit
hoe zich te verzoenen met de koning:
Ze had erg geleden
om hem zo te zien wegsturen,
door de koning die hem beschuldigde
Het werd nu tijd om te gaan,
zijn vriendin te verlaten:
Toen ze van elkaar scheidden,,
begonnen ze te huilen.
Tristan keerde terug naar Wales
en wachtte tot zijn oom hem zou ontbieden.

Voor de vreugde die hij had beleefd
toen hij zijn vriendin terugvond,
dankzij de stok met de woorden
die hij aan haar schreef,
verzocht de koningin hem
om de herinnering aan die woorden te bewaren.
Tristan, die een goede harpspeler was,
heeft er een nieuwe lai van gemaakt
die hij een korte naam gaf:
'Goatleaf ', geitenblad, noemen de Engelsen het,
'Chevrefoil' is het voor de Fransen,
Ik heb u deze lai, die u net heeft gehoord,
naar waarheid verteld.